De scheepsbouw kent een zeer lange geschiedenis. De wortels van dit ambacht liggen vóór de geregistreerde geschiedenis. Ook in Nederland (en in Groningen) wordt al voor het begin van de christelijke jaartelling in boten gevaren, die handmatig worden vervaardigd.
In een accijnsbrief van 1274, uitgevaardigd door graaf Floris V betreffende belastingen die hij aan de Haarlemse nijverheid oplegt, blijkt er ook scheepsbouw in die stad te bestaan.
De scheepsbouwers moeten belasting betalen per gebouwd schip. De hoogte is afhankelijk van de grootte van het schip.
Er is sprake van haringschepen, koggen en heerkoggen (bedoeld voor oorlogshandelingen), handelsschepen en kleine schepen. De kogge is het meest bekende middeleeuwse zeilschip, dat een zekere ontwikkeling door heeft gemaakt. Wil men iets meer weten dan is er naast enkele scheepsmusea voldoende literatuur beschikbaar.
In de stad Groningen vinden we het bekende Noordelijke Scheepvaartmuseum aan de Brugstraat en het Kleine A. Met de Stichting Museum aan de A, breekt een nieuwe tijd aan voor het museumcomplex in de historische panden aldaar.
Middeleeuwen
Voor het begin van de middeleeuwen zijn er over deze ambacht niet veel geschreven bronnen te vinden. Er zijn wel bewijzen dat schepen vele eeuwen een hulpmiddel zijn geweest voor de mens. Door de beperkte archeologische vondsten is het moeilijk om de scheepsevolutie te bepalen.
Een vlot is een eenvoudige bootvorm. Het is aannemelijk dat de mens dit ook tijdens de prehistorie in Noordwest-Europa heeft gebruikt. Er is algemeen aangenomen dat kano's en vlotten de basis vormen voor de verdere evolutie in de bouw van schepen. Er zijn vondsten van primitieve bootjes van meer dan acht duizend jaar oud. Een voorbeeld hiervan is de kano van Pesse.
De bouw van een kano vraagt een gespecialiseerde bewerking van de stam. Er is geen bewijs of dit het werk is geweest van één gespecialiseerde man of van een volledige gemeenschap. Zeker is wel dat het uithollen van een kano tijdrovend is geweest. De mens bewerkt de stam met water en vuur. Daarvoor stelt ze de stam eerst geruime tijd bloot aan weer, wind en water. De stam bewaart ze soms onder water waardoor het hout verzacht. Door de bewerking van het hout ontstaan kano's met een hoekige of een ronde bodem. In sommige landen hebben archeologen kano's gevonden die met dierenhuiden bekleed zijn geweest.
De bouwer maakt dan eerst een spantenframen om daarna de huiden erover te spannen. De schipper bestuurt de kano met een peddel of een pagaai. Kano's zijn niet erg stabiel en zijn dus enkel geschikt om rivieren te bevaren. Bij het ontstaan van rivierhavens, bijvoorbeeld Gent, zijn er vondsten van potten en pannen uit verre streken gevonden, waardoor het vermoeden ontstaat dat er nautische handel is geweest tussen verschillende nederzettingen. Kano's vervaardigt men uit in de omgeving onmiddellijk beschikbaar hout.
Van scheepstimmerman naar meubelmaker
Ook nu bestaat de scheepstimmerman nog steeds, maar de scheepstimmerman van nu is vooral meubelmaker, de man die aan de afwerking van een schip meewerkt. Als men de personeelsadvertenties doorziet is het zelfs een gevraagd beroep. Een enkeling is nog scheepsbouwer, maar niet de scheepstimmerman die de houten schepen van vroeger vanaf het begin heeft opgebouwd. Als regel begin hij zijn werk als krullenjongen op een werf. Hij is onder andere met het inzamelen van de krullen, spanen en afvalhout waarmee de kachel in de loods wordt gestookt als het koud is. Hij moet ook het houtvuur maken en onderhouden onder de pekketel. Hij wordt daarom ook wel pikjongen genoemd. Vloeibaar pek is nodig om de naden aan te gieten of om bij het breeuwen te gebruiken. Men leert door hard te werken en zijn ogen goed de kost te geven en wordt zo van leerling tot meester. Aan hem worden zwaardere eisen gesteld dan aan een gewone timmerman. De laatste heeft veelal te maken met haakse constructies, maar bij de scheepsbouw is dat niet zo. Destijds worden al die schepen uit het hoofd gebouwd, zonder dat daar een tekening aan te pas komt.
Latere bouwtechnieken
De scheepstimmerman tekent later de plannen over op mallen. De mallen maken het gemakkelijker om alle juiste stukken hout samen te zoeken om de kiel op te bouwen. Na het correct monteren van de kiel op steunblokken plaatst de timmerman de achter- en voorsteven. De volgende stap is het monteren van de onder- en bovenspanten op de kiel. Spant (schip)en zorgen voor de stevigheid van de huid.
De huid van de boot bevat over de gehele lengte van de boot evenveel planken. De timmerman tekent de planken uit en zaagt deze op maat. De planken zijn smaller aan de uiteinden en breed in het midden om de kromming van de boot te kunnen volgen. Om gemakkelijker de planken te kunnen plooien bestaat er een stoomtechniek. Een stoomoven maakt de planken vochtig en warm om het plooien over de mallen vlotter te laten verlopen. De timmerman bevestigt de planken en deze blijven na het afkoelen hun vorm behouden. Dikkere huidplanken brandt men in vorm met vuur en water.
Vervolgens nagelt de timmerman de planken vast. De manier van nagelen hangt af van de opbouw van de huid. De huid bouwt men in overnaads of karveelbouw. De timmerman moet bij de bouw steeds rekening houden dat hij met een levende materie werkt. Hout is warmte- en vochtgevoelig. Dit maakt dat een houten boot niet altijd meteen 100 procent waterdicht is. Hiervoor zijn er verschillende kitmaterialen in de loop van de geschiedenis ontwikkeld. Het verduurzamen van het hout is doorheen de eeuwen een probleem waar verschillende oplossingen voor gezocht zijn. Voor 1950 wordt er veelal een extra huid aangebracht om de boot te beschermen tegen houtrot. Tegenwoordig bestaan er materialen zoals onder andere epoxy om het hout te beschermen.
Werkmaterialen
Uiteraard zijn er verschillende soorten arbeid nodig voor het bouwen van een schip. Voor de uitvinding van de houtzaagmolens zagen de zogenaamde kraanzagers de balken. Het zijn de scheepstimmerlieden die het fijnere werk verrichten. Men gebruikt daartoe een groot assortiment aan gereedschappen zoals de dissel (een soort platte bijl), verschillende soorten schaven zoals de voorloper en de korte en de lange rijschaaf. Verder de avegaar, een soort boor, verschillende maten spijkerboren die met een booromslag worden aangedreven, beitels, hamers en zagen. Ook de zwei, een zwaaihaak, is zeer belangrijk. Een scheepstimmerman moet vele houtverbindingen kennen, waarbij uiterste nauwkeurigheid vereist is. Een kleine fout kan immers een duur stuk hout, dat al de nodige voorbereidingen heeft ondergaan onbruikbaar maken.
|